De lange gang door het Sukkelstraatje Ik ben Carmen, 42 jaar. Ik heb een zieke man en vijf kinderen tussen 21 en 10 jaar. Mijn kinderen betekenen alles voor mij. Ik wil niet dat ze hetzelfde tegenkomen als ikzelf. Ik zit al heel lang in het sukkelstraatje. Ik weet niet of we er wel ooit uitgeraken, maar ik probeer daarmee te leven. Ik doe verder. Maar toch. Vroeger noemden ze mij soms De Ijzeren Lady. Maar daar komt roest op. Carmen is dapper. Ze haalt haar energie uit haar kinderen, vroeger ook al. Maar als ze aan haar jeugd terugdenkt, moet ze huilen. ,,Soms vraag ik mij wel eens af of ik voor het ongeluk geboren ben. Maar dat ongeluk is het gevolg van mijn jeugd. Ik heb mijn jeugd gemist. Als meisjes onder elkaar giechelen, dat konden wij niet. Op mijn twaalfde stond ik aan de kookpot. Op mijn dertiende moest ik van school, om het huishouden te beredderen.'' Carmens moeder was vaak ziek en ze waren thuis met velen. De jongens mochten naar school, de meisjes niet. ,,Daar heb ik veel spijt van. Ik ging graag naar school. Nu nog vraag ik mij af: ben ik dom? Maar dan denk ik: je bent 42, je moet jezelf niet meer bewijzen. Ik kan toch alles wat ik moet kunnen. Het haar van mijn kinderen knippen, naaien, voor het huishouden zorgen.'' Maar het blijft pijn doen. Zoveel pijn dat ze voor haar kinderen een ander leven wil. Carmen zweert het op haar ziel: ,,Mijn dochter moet iets leren. Ze moet op eigen benen kunnen staan en niet afhankelijk zijn van een man. Dat is het rotste wat er is, afhankelijk zijn van een man. Mannen kunnen altijd hun biezen pakken. En dan sta je daar.'' Carmen wil ook dat haar kinderen een echte jeugd hebben. Ze maakt het gezellig thuis, ze organiseert van alles, ze spelen spelletjes in de vakantie. Helemaal anders dan haar eigen jeugd. Carmen werd als kind in de realiteit gestampt. De realiteit van Sint-Niklaas bijvoorbeeld. Toen ze zeven was, trof ze haar moeder huilend aan omdat ze haar kinderen geen Klaascadeautjes kon geven. Bruut werd haar toen gezegd dat Sinterklaas je vader en moeder zijn, en dat die geen geld hadden om cadeautjes te kopen. Haar kinderen beseffen wel dat ze in het sukkelstraatje zitten: ,,Ze vinden het jammer. Elk kind reageert er anders op. De oudste werkt al en koopt af en toe iets voor ons. Ik heb ze ook leren sparen en de oudste doet dat heel goed. Maar ik ben doodsbang dat onze schulden op de kinderen verhaald worden. Dat zou toch laf zijn!'' Rozengeur en maneschijn Carmen hoopt dat haar kinderen niet het huis uitvluchten, zoals zijzelf deed. Ze trouwde op haar negentiende, vol verwachting van rozengeur en maneschijn. Het liep anders. Haar man dronk, net zoals zijn vader. Zijn moeder sloeg. Meteen op hun trouwdag liep het mis. ,,Ik heb thuis altijd moeten luisteren. Nu doe ik wat ik wil'', zei hij en dronk zich een stuk in zijn voeten. Toch ging het een tijdje goed, hoewel Carmen niet mocht gaan werken. ,,Mijn man was zeer jaloers. Ik mocht niet tussen andere mannen gaan lopen.'' Ze hadden een kindje en haar man wou een tweede. Toen brak de hel los. ,,De laatste maanden van mijn zwangerschap verliepen moeilijk. Na overleg met mijn man, ging ik een tijd bij mijn moeder logeren. Mijn man was dagenlang niet te bereiken. Ik raakte ongerust en fietste hoogzwanger het hele eind naar ons huis. Dat huis was een stal. Het zag er niet uit. Mijn man kwam thuis en zag er helemaal anders uit. Ik wist niet wat er gebeurde. ,,Wat wil je'', zei zijn moeder, ,,als je je man laat zitten.'' Bij de bevalling kwam haar man niet, ook later niet. Toen hoorde ze van zijn zus wat er gaande was. ,,Je moet niet meer wachten op hem'', zei ze. ,,Hij heeft een andere.'' Carmen had nog 17 frank in een potje zitten. Haar man had alles mee, alleen het kindje van 2,5 jaar en de baby liet hij haar. ,,Weelde'', denkt Carmen achteraf. ,,Weelde heeft altijd zijn ogen uitgestoken. Hij begon een relatie met een rijke vrouw uit een villa. Zij kocht hem alles wat hij wou.'' Carmen zelf lag in het moederhuis, alleen. Gelukkig was er de gynaecoloog. Die zag het moedertje alleen liggen, zonder man, zonder bezoek, huilende. Hij verwittigde het OCMW. Samen met het OCMW ging ze te rade bij een advocaat met het hart op een minder goede plaats: ,,hij wou gratis voor mij werken. Maar het heeft mij veel geld gekost.'' ,,Een dokter kan veel doen'', vindt Carmen. Ook later had ze steun aan een dokter met het hart op de goede plaats. Hij kocht al haar meubelen terug die een deurwaarder kwam ophalen. Trots Haar man zag ze ‚en keer terug, op de rechtbank. ,,Waarom heb je ons laten zitten?'', vroeg ze. Hij kon niet antwoorden, zelfs niet toen zijn oudste kindje hem achternaliep: ,,papa, papa.'' Jarenlang waren er problemen met de alimentatie en met het bezoekrecht. ,,Dat is het rotste systeem wat er is, bezoekrecht met een vader die niet komt opdagen. Je ziet met pijn in het hart je kind voor het venster staan wachten op zijn vader, die maar niet komt. Zo bleef hij ons maar treiteren. Tot ik er iets op vond. Toen hij toch eens om de kinderen kwam, tutte ik mij helemaal op alsof ik van plan was om uit te gaan. Hij kwam nooit meer om de kinderen. Nu ze groot werden, zijn de kinderen kwaad op hun vader.'' Carmen sukkelde 5 jaar alleen verder, in een oud, koud huis dat ze warm stookte met het hout van het schuurtje. Ze leefden van het OCMW, te weinig om te leven, te veel om te sterven. En het ergste: daarvoor tussen de verslaafden en de dronkaards moeten staan, die zonder vragen geld krijgen, terwijl jij altijd maar uitleg moet geven. ,,Had ik toen werk gehad en kinderopvang, dan was ik gered geweest. Maar ik had niets gestudeerd en ik moest voor mijn kinderen zorgen. Als vrouw alleen is dat niet gemakkelijk. Ofwel staat er een man aan de deur ofwel word je gecontroleerd door de rest van de straat. Maar ik was blij dat de kinderen er waren. Ik stak er al mijn energie in, ik was altijd met hen bezig. Ik hou aan die tijd niet alleen slechte herinneringen over, hoor. Er zijn ook wel een paar goede.'' Wat Carmen ook overeind hield, was haar trots. Niet te trots om iets te vragen, wel om te knielen. ,,Mijn kinderen waren altijd zo netjes mogelijk gekleed. Op een Sinterklaasfeest van het OCMW waar ik toen om hulp ging, vertelden ze mij dat ik mijn kinderen beter niet te proper kleedde. Ik heb gezegd dat ze hun Klaasfeest mochten houden.'' Nieuwe start Op haar achtentwintigste leerde Carmen een nieuwe man kennen, een lieve man die niet dronk. ,,Hij zag mijn kinderen graag, en hij wou er nog bij. Ik niet. Ik was doodsbang dat hij mij ook alleen zou laten met de kinderen. Hij moest eerst mijn vertrouwen winnen. Na een jaar was het zover: een kindje bij. En nog eentje, en nog eentje. Het vijfde was een meisje: ,,ik heb nog nooit een man zo gelukkig gezien. Maar de mensen verklaarden ons zot, h‚, met vijf kinderen.'' Een nieuwe start, daar werkte Carmen voor, daar hoopte ze op. Haar tweede man had een huis waaraan veel kosten waren. Te veel kosten, schulden, en leningen om leningen af te betalen, en een man die een depressie kreeg. Het OCMW kon niet helpen. Ze hadden immers eigendom, een huis waarmee ze meer miserie hadden dan iets anders. Ze moesten eerst hun huis verkopen om steun te kunnen krijgen. Voor een sociale woning kwamen ze niet in aanmerking omdat ze eigenaar waren geweest. Ze zochten dan maar een appartement, zonder de eigenaars te vertellen dat ze 5 kinderen hadden. Want wie wil een gezin met 5 kinderen in zijn appartement? Later kregen ze een sociale woning toegewezen. Leven was te doen, al moesten ze dat van 1 wedde doen. Maar het werd steeds moeilijker, omdat Carmens man ziek werd, dure medicijnen nodig had en zijn werk verloor. En dan de grootste klap. ,,Toen ik trouwde met mijn tweede man, liet ik mij door een OCMW verzekeren dat hij de steun van vroeger niet zou moeten terugbetalen. Absoluut niet, zegden ze, we zijn blij dat je opnieuw kan starten. En toen moest hij toch de rekeningen van vroeger betalen. Zo laf!'' Vindingrijk Haar trots zal Carmen altijd houden, maar ze heeft geleerd die soms opzij te zetten. ,,Als je er jezelf niet voor schaamt om iets te kort te hebben en dat ook te laten blijken, dan krijg je af en toe iets. Brood, groenten, koeken voor de kinderen. Ik rij met de fiets een paar kilometer om in een OCMW een voedselpakket te halen. Ik krijg ook wel kleren, en als de kinderen er uitgegroeid zijn, durf ik ze niet weg doen. Bang dat ik ze later nog eens nodig heb. Maar je moet er durven over spreken, niet wegsteken dat je het niet zo gemakkelijk hebt. Als andere mensen niets weten, kunnen ze ook niet helpen. Maar als het niet nodig is, vertel ik weinig over mijzelf, hoor.'' Een mens leert ook vindingrijk zijn. Geen geld voor worst? Dan eten we maar Zwanworstjes. Dat vinden de kinderen ook lekker. Of de vele mogelijkheden van gehakt. Gewoon gehakt, fricandon, balletjes. ,,Joepie, 't is gehakt vandaag'', zeggen de kinderen, terwijl ze dat de vorige dagen ook al aten, onder een andere vorm. Wind Een mooi stofje kan je voor van alles gebruiken en het kan Carmen geen donder schelen of ze op plastieken of houten stoelen zit. Als het maar gezellig is. ,,Materiele dingen zijn wind'', zegt mijn zus. Ze heeft gelijk. Op de lange duur hecht je daar veel minder belang aan. Een kras op de kast, waar veel mensen zich zo druk over maken? 't Is de moeite niet waard. Heb ik een kast, dan heb ik er een. Heb ik er geen, dan heb ik er geen. Laat staan dat ik mij druk maak over een kras. Er zijn veel ergere dingen. Dat je kinderen ziek of gehandicapt zijn, dat is pas erg. Ik knuffel mijn kinderen veel. Dat was iets wat mijn moeder en haar moeder niet konden. Maar ik heb dat geleerd.'' Maar het lukt niet altijd om flink te zijn. ,,Soms zou ik er een schop willen in geven. Je moet je bij zo veel neerleggen, bij te veel. We geraken niet vooruit. De toekomst? Ik weet het niet, of we er ooit uitgeraken. Maar ik probeer er mijn voeten aan te vegen. Hebben we weinig materiele dingen, en kunnen we onze schulden moeilijk afbetalen, dan is dat maar zo. Schuldeisers eten daar geen boterham minder door. We roeien met de riemen die we hebben.'' Maar er is natuurlijk altijd wel iets. ,,Bosklassen voor de kinderen bijvoorbeeld. Dat kan er eigenlijk niet af. Maar als ze nergens kunnen aan meedoen, horen ze er niet meer bij op school. Ik zie aan mijn kinderen dat ze op school soms te horen krijgen dat we arm zijn, maar ze zeggen mij dat meestal niet. Dat doet pijn.'' Pijnlijk zijn ook de opmerkingen en reclamaties van leerkrachten dat het jongste kind een bril nodig heeft. ,,We moeten daarvoor geld sparen, een bril is duur. Dan heb ik de neiging om te zeggen: ,,Wat denken jullie eigenlijk, dat ik mijn kind een bril zou ontzeggen? Als ik geld genoeg had, kocht ik er haar twee! Ik reageer soms overdreven paniekerig. Er mag niets misgaan. Maar het valt nooit perfect te regelen, genoeg eten, genoeg inkomsten, geld om de kinderen te laten studeren. Dan is het belangrijk, om een goede sociaal assistent te hebben. Iemand die weet wat je bedoelt en wat je allemaal moet doen. Want vaak weet je niet waarop je recht hebt. Verminderde huishuur, meer kindergeld? Dat wisten wij allemaal niet. Gelukkig heb ik nu zo iemand. Het ene OCMW is het andere niet.'' Bontjas Carmens kinderen dromen er intussen van om ooit eens met het hele gezin op vakantie te gaan. Samen ergens naartoe. En haar man droomt ervan om ooit eens alleen met haar weg te gaan. Ze kunnen er zo van genieten, om uitzonderlijk eens samen een koffietje te drinken op een terras. Waar droomt Carmen van? ,,Wat zou je willen?'', vraagt haar man soms. Hij vindt het vreselijk dat hij door zijn ziekte niet meer voor het gezin kan zorgen zoals hij dat zou willen. ,,Iets voor mezelf willen? Ik zou het niet weten'', zegt Carmen. Zeker geen bontjas. Zie je mij al met een bontjas om een pakje boter van de witte producten gaan? Ik wil dat mijn kinderen het beter hebben dan ikzelf.'' Waar blijft ze de kracht halen om verder te doen? Carmen moet even denken. ,,Uit kleine dingen. Uit de kinderen, uit een mooie vogel die voorbijvliegt. En als koppel moet je ijzersterk zijn om al die problemen te blijven dragen.'' De kinderen komen thuis. ,,Mama, mama, we hebben op school een spelletje gemaakt. Daarvoor hebben we dobbelstenen en pionnetjes nodig'', vertelt een opgewonden kind. ,,Dobbelstenen hebben we. En voor die pionnetjes gebruiken we wel knopen'', streelt Carmen hem over het hoofd. |